Kastoriá vertelt complete Byzantijnse geschiedenis

Mariska Wildschut-Doesburg

kastoria

Kastoriá, de hoofdstad van het gelijknamige departement in West-Macedonië, is geen plek waar u bussen vol toeristen zult aantreffen. Hooguit Griekse toeristen uit eigen land.

De sprookjesachtige stad, genoemd naar de oorspronkelijke handel in beverbont, ligt aan het meer Orestiada en wordt omringd door machtige kalkstenen bergen. Kastoriá voldoet in het geheel niet aan het standaardbeeld dat de gemiddelde Griekenlandganger van het land heeft. Ten eerste maakt de stad deel uit van het vasteland van Griekenland. De wit met blauwe huisjes, die zo karakteristiek zijn voor de Cycladen maar op een of andere manier voor het uiterlijk van heel Griekenland symbool zijn geworden, zijn hier niet te vinden. Hier zijn geen dronken pubers en schreeuwerige taverna’s met standaard toeristenmenu´s. Hier vindt u lieflijke eettentjes, gelegen aan het meer, waar de meest heerlijke vis wordt geserveerd voor vriendelijke prijzen.

Byzantijns

In de klassieke oudheid wordt er al melding gemaakt van de stad als Orestida, een stedelijk centrum van belang in de regio. Herodotos noemt de inwoners ‘Orestes Makendoi´. De Romeinse historicus Livius vermeldt dat op de plek van het huidige Kastoriá de plek Kilitron bestond, een plaats die in 197 voor Christus door de Romeinen werd veroverd. In 550 wordt de naam van de stad volgens de Byzantijnse historicus Procopius omgedoopt in  Ioustinianoupoli, ter ere van keizer Justinianus. In de Byzantijnse periode komt de stad, en met name de kunst, tot grote bloei. Sommige historici beweren zelfs dat Kastoriá als stad in haar eentje de complete geschiedenis van de Byzantijnse kunst kan vertellen. De muren, opgericht door de Byzantijnse keizers, de tientallen kerkjes die verspreid staan in de stad en de kloosters zijn de trotse getuigen van deze fortuinlijke periode van Kastoriá.

Net als heel Griekenland heeft Kastoriá vele veroveraars gekend. De stad was gewild als militaire uitvalsbasis. Achtereenvolgens veroverden de Bulgaren en de Normandiërs de stad. In de elfde eeuw maakt Kastoriá opnieuw deel uit van het Byzantijnse rijk. Vanaf dat moment beleeft de stad haar grootste bloeiperiode. Vele monumenten worden gebouwd in opdracht van belangrijke families die nauwe connecties hebben met Constantinopel en met de grote artistieke ateliers in de regio. De muurschilderingen uit deze periode kunnen zonder opsmuk het best worden omschreven als kleine wonderen. Zij zijn het bewijs van het hoge culturele niveau en de economische voorspoed. In de dertiende en veertiende eeuw keert het tij. In 1385 veroveren de Turken de stad en die maakt vanaf dat moment deel uit van het koninkrijk van Mourat I.

Ottomaans

In de vijftiende eeuw was Kastoriá een van de grootste steden van de Balkan. Ondanks de eeuwenlange Ottomaanse overheersing, bleven de christenen de meerderheid vormen. Nog steeds werden er christelijke monumenten gebouwd en de Griekse taal bleef in gebruik. Kooplieden uit Kastoriá onderhielden nog steeds hun handelscontacten, zowel in Griekenland als daarbuiten, voor de productie van en de handel in bont. Deze traditie wordt nu nog steeds voortgezet. In de omgeving van Kastoriá zijn een groot aantal industrieën en werkplaatsen gevestigd, waar voornamelijk nertsbont wordt verwerkt en stoffen worden geweven.

Lees verder in Lychnari 13/4 p. 24 e.v.